Forum Solidariteit, 17 maart 2001

Globalisering - kan dat van onderop en hoe dan?

Eind jaren zeventig kwam een einde aan de naoorlogse gouden jaren van het kapitalisme, aan de hoge economische groei en vrijwel volledige werkgelegenheid. Tenminste in West Europa, Japan en de Verenigde Staten. Vanaf die tijd duikt de term 'globalisering' op. Over de juistheid en betekenis wordt getwist, zo ook over de gevolgen van deze 'mondialisering' voor de positie van de nationale staat. Verdampt zijn zelfstandigheid of behouden nationale overheden de mogelijkheid een eigen beleid te voeren? En wat betekent dit voor het verzet tegen de globalisering van het kapitalisme? Als gesproken wordt van 'globalisering van onderen op', waarover gaat dat dan en welke bijdragen leveren daaraan de traditionele organisaties van de arbeidersbeweging, hoe internationaal oriënteren zij zich en wat is hun verhouding tot radicaal progressieve sociale bewegingen?

Over deze vragen organiseert Solidariteit, blad voor een strijdbare vakbeweging, ter gelegenheid van nummer 100 een tweetal forumdebatten in De Balie in Amsterdam - 17 maart 2001. Met de hier volgende tekst wil de redactie van Solidariteit een aanzet geven tot de te voeren discussie.

Globalisering

Zonder de vraag te beantwoorden of we getuige zijn van een 'nieuwe fase' van het kapitaal, lijdt het geen twijfel dat het kapitalisme de laatste twintig jaar aanzienlijk van uiterlijk veranderd is. Om dat te illustreren, noemen we een vijftal elementen.

1. Onder invloed van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën vinden financiële transacties en de productie van goederen en diensten meer dan ooit plaats op geïntegreerde mondiale markten.

2. Multinationals spelen een overheersende rol in de wereldeconomie. Steeds meer ondernemingen trachten ontwerp, productie en distributie van goederen bij voorkeur mondiaal te plannen. Dit betekent overigens niet dat zij geen nationale wortels meer hebben en nog minder dat aan het klassieke patroon van (onder)ontwikkeling een eind is gekomen. Driekwart van de honderd grootste concerns hebben de VS, Japan, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland als thuisland.

3. Met de internationalisering van de economie ontstaan niet 'vanzelf' supranationale instellingen of 'regeringen' die de economie adequaat kunnen sturen of controleren. De toenemende conflicten en tegenstellingen tussen landen onderling, tussen handelsblokken en tussen rijk en arm illustreren de reguleringsproblemen op mondiaal niveau. Het uit handen geven van beslissingen aan dictatoriale instellingen als de G7, WTO, Wereldbank en het IMF biedt daarbij weinig soulaas. Net zo min als de overheveling van nationale bevoegdheden naar supranationale organisaties als EU, NAFTA, Mercusor enzovoort. Bovendien inspireren deze ontwikkelingen sociale bewegingen die hun analyses, alternatieven en verzet 'natuurlijkerwijs' internationaal plannen en de reguleringsproblemen extra compliceren. De Euromarsen en de acties tegen het IMF en de WTO, maar ook de steeds meer internationaal opererende NGO's, zijn er een uitdrukking van.

4. Met de globalisering heeft het neoliberaal macro-economisch beleid de overhand gekregen. Monetaristische en neoklassieke modellen bezielen de politieke hoofdstromen, inclusief de sociaal-democratische 'Derde weg'. Dit resulteert in minder sociale uitgaven, verschraling van de publieke sector, prioriteit bij prijsstabiliteit en doorschietende deregulering, privatisering en flexibilisering. Een beleid dat overal ter wereld wordt gevolgd dan wel met behulp van internationale organisaties of financiële markten opgelegd.

5. Deze processen worden versterkt door een regiem van vrijhandel en vrij kapitaalverkeer dat internationaal wordt gewaarborgd. Ze beperken de mogelijkheden voor nationale politieke keuzes, omdat gedereguleerde mondiale financiële markten de vluchtigheid en onvoorspelbaarheid van financiële stromen vergroten en normen opleggen aan regeringen en ondernemingen.

Nationale staat

Dat de voortschrijdende globalisering de ruimte beïnvloed voor een nationaal beleid, lijkt door niemand te worden betwist. De vraag is echter hoe ver die invloed strekt.

Sommigen menen dat de natiestaten in de globaliserende economie 'onnatuurlijke' eenheden worden. Beslissingen, zo redeneren zij, worden elders genomen door instituties op supranationaal niveau en door natieloze ondernemingen. Regeringen die menen meer te kunnen doen dan op de boedel passen, de infrastructuur onderhouden en voor een aantrekkelijk fiscaal klimaat zorgen, worden afgestraft met kapitaalvlucht, gevolgd door koersdaling, muntspeculatie, investeringsstaking en verplaatsing van productie naar meer kapitaalvriendelijke landen.

Is hier niet een zekere nuancering nodig? Worden eindresultaat en ontwikkeling niet te zorgeloos door elkaar gehaald? En is de gedachte dat met eigenzinnigheid de plagen van de wereld worden geoogst, niet te stellig. Vragen die gerechtvaardigd lijken als we in ogenschouw nemen dat ondanks dezelfde neoliberale pretenties de overheidsuitgaven, als het percentage van het Bruto Nationaal Product, in 1998 uiteenliepen van 28,4 procent in Japan tot 62,9 in Zweden en 49,9 procent in Nederland. Het lijkt er bovendien vaak op dat regeringen en parlementen met de overdracht van essentiële bevoegdheden aan bijvoorbeeld de EU en de zogenaamde onafhankelijke centrale banken zich vooral zelf beperkingen opleggen. Denemarken toont dat zonder de euro een leven mogelijk is. En ook economisch minder sterke landen als Chili en Maleisië lieten zien dat er voor een afwijkend beleid, in dit geval gericht tegen de belangen van speculatieve beleggers, ruimte bestaat. Kortom, de gedachte dat ongewenste effecten van de globalisering voldongen feiten zijn, lijkt meer en meer tegengesproken te worden. Soms zelfs zo krachtig - denk aan de demonstraties in Seattle, Washington en Praag tegen de WTO en IMF - dat beleidsmakers en de financiële pers vrezen voor een 'zware terugslag'.

Alternatieven

Wanneer we de stelling verdedigen dat ondanks economische globalisering de nationale overheden mogelijkheden behouden tot zelfstandig beleid, is de vraag niet of maar hoe een veranderingsbeleid gestalte kan krijgen. Het gaat om politieke keuzes die vooral met fatsoen en beschaving te maken hebben, en haaks staan op de neoliberale hebzucht van de directiekamers. Bijvoorbeeld:

* herverdeling, internationaal, van vermogen en inkomen, cq. nivellering, vooral door fiscaal beleid;

* uitbreiding in plaats van afbraak van publieke investeringen in basisvoorzieningen, vooral door budgettair beleid;

* kwijtschelding van de - al vele malen terugbetaalde - schulden van landen in de derde wereld, vooral via buitenlands beleid en internationale samenwerking;

* verdediging van het recht van ieder land zelf te bepalen of en in welke mate het zich openstelt voor buitenlands kapitaal en internationale handel - aan de reusachtige schade die Wereldbank, IMF en WTO aanrichten, moet een einde komen, vooral via politiek en diplomatiek beleid.

Hoewel op nationaal niveau zeker keuzes mogelijk zijn, en progressieve internationale verandering ondenkbaar is zonder daarmee een begin te maken, is protectionisme of 'progressief nationalisme' politiek en moreel niet wenselijk en ook nog eens op de lange termijn onhoudbaar. Het probleem van globalisering is niet dat het internatonaal is, maar dat het een eenzijdig internationalisme is dat vooral ten gunste werkt van 'big business'. Het alternatief is daarom een nieuw internationalisme - een globalisering van onderop. Beperken we ons tot Nederland, dan kunnen op het niveau van de EU, gelet op de handelsstromen een gesloten economisch blok, de volgende ingrepen een Ander Europa dichterbij brengen:

* beteugeling van de financiële markten en verhindering van speculatie, belastingontduiking en vormen van financiële sabotage - eerste stappen: heffing op internationale transacties van valuta's, opheffing van het bankgeheim en optreden tegen fiscale paradijzen;

* beëindiging van de fiscale concurrentie - eerste stappen: minimum heffingspercentages voor belasting op winst, vermogen en topinkomens;

* opwaartse nivellering van sociale wetten en normen volgens dwingende criteria, voorzien van sancties - als antwoord op de plaatsvindende aanpassing naar beneden;

* invoering van een sociaal en ecologisch verantwoord stimuleringsbeleid en collectieve arbeidstijdverkorting - als antwoord op de nog steeds grote werkloosheid en armoede;

* democratisering van de Europese instellingen en controle op het functioneren van het Europees parlement en de Europese commissie - als antwoord op het door de VS gedomineerde buitenlands beleid.

Globalisering van onderop

De huidige globalisering van de economie is meer dan ooit kapitalistisch. Dit is een belangrijke constatering, omdat daaruit volgt dat elk alternatief voorstel - hoe bescheiden ook - botst op fundamenteel strijdige belangen. Het obstakel voor maatschappelijke veranderingen bestaat niet uit te weinig progressieve wil in de economische en financiële commandoposten. Vervanging van het daar zittende personeel door meer vooruitstrevend kader garandeert niets. Hetzelfde geldt voor de sociale dialoog die het Europees Verbond van Vakverenigingen voorstaat. Het obstakel is structureel en vereist een alternatieve economische en sociale logica.

Dat onder ogen zien en daartegen een plan ontwikkelen, sluit regeringsdeelname wellicht uit en beperkt zich zeker niet tot de (vakbonds)lobby in supranationale politieke en economische organen. De essentie van een radicale en solidaire politiek ligt in een programma, dat de behoeften van de wereldbevolking boven de winst stelt en een einde maakt aan de dictatuur van de financiële markten. Geen debater of lobbyist is slim of handig genoeg, geen overtuigingskracht zaait twijfels, geen argument is voldoende steekhoudend, zolang de krachtsverhoudingen in de maatschappij niet veranderd zijn. Dat gebeurt alleen door de organisatie van de actieve betrokkenheid van de grootst mogelijke meerderheid van de bevolking in de belangrijke politieke beslissingen. En door initiatieven van vakbondsleden over de nationale grenzen heen. Daarmee begint de globalisering van onderop.

Thema's

Zoals gezegd, organiseert Solidariteit over deze vraagstukken een tweetal forumdebatten. De eerste heeft een economische oriëntatie - 'wat is er aan de hand?' - de tweede een politieke - 'wat staat ons te doen?' Daarbij leggen we, tegen de achtergrond van het voorgaande en daarin genoemde alternatieven, de volgende thema's ter discussie voor.

Het eerste forum:

* De globaliserende herstructurering gaat gepaard met een golf van privatisering van economische activiteiten. De betaalbaarheid, toegankelijkheid en betrouwbaarheid van basisvoorzieningen worden daarmee ernstig geschaad. Welke verhouding tussen 'publiek' en 'markt' is gewenst?

* De globalisering laat een toenemende internationale concentratie van kapitaal zien en een tot het absurde doorgevoerde internationale arbeidsdeling. Zij gaat gepaard met een vernietiging van het milieu en een verdieping van de kloof tussen rijk en arm. Welke bijdrage kan een alternatieve politiek van de nationale overheid leveren aan het herstel van het milieu en de doorbreking van deze mondiale ongelijkheid?

* Het centralistische internationalisme vraagt een democratisch, de nationale grenzen overstijgend antwoord. Welke sociaal-economische en culturele identiteiten zijn daarin verdedigbaar en van welke zal afscheid genomen moeten worden?

Het tweede forum:

* De Europese Unie is één van de regionale blokken in het proces van globalisering dat tegenover mensen van buiten dat blok optreedt als een vijandig Fort. Houdt een globalisering van onderop in dat de Europese grenzen opengesteld dienen te worden?

* Linkse politieke stromingen en de vakbeweging kennen internationale verbanden en organisaties die zich onder meer uitdrukken in het Europees Parlement en het EVV. Richt een strategie van globalisering van onderop zich op deze structuren of verdient een nationale oppositie de voorrang of gaan deze twee wegen samen en hoe dan?

* De actuele globalisering dringt op vele manieren door tot de wereld van de arbeid ('lean production' en sociale uitsluiting) en het privé-leven van mensen (anonieme controle en commercialisering van vrije tijd). Arbeidsstress lijkt een epidemie en arbeidsdwang humaan. Het spookbeeld van 'big brother' is inmiddels volksvermaak. Wat betekent dit voor het 'oude' perspectief van de bevrijding van de arbeid en de autonomie van de 'sociale mens'?

Redactie Solidariteit, met dank aan Robert Went en Jan Willem Stutje

Uitnodiging 17 maart 2001.