nr. 87
dec 1998

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Stekeltjes

Koloniale verhalen

Ik ben deze week nogal bezig geweest met het buurtgebeuren. Onder andere met de vraag of het Van Heutz-monument, dat drie tramhaltes verder bij mij om de hoek staat, nou ja of-te-nee moet blijven. Ik was zeer geïnteresseerd in het onderwerp en heb de door Amsterdam Anders/De Groenen van Oud Zuid georganiseerde vergadering in de aula van een Amsterdams lyceum dus bijgewoond.

Een wethouder van deelraad Zuid zat, zoals dat hoort, ook achter de tafel, naast de organisatoren onder wie een voormalig lid van de Kabouterpartij uit de jaren zestig, die mij meende te herkennen van anti-rookacties bij het Lieverdje. Wat praktisch uitgesloten is, want in die tijd rookte ik nog èn tamelijk frequent halfzware Van Nelle. Maar ik was zeer vereerd en haastte me de nodige complimenten te maken over het feit dat hij zich tegen het vorig jaar door de deelraad voorgestelde plan had gekeerd om het (verwaarloosde) monument in de oude staat terug te brengen. De avond was dan ook aangekondigd met de mij uit het hart en hoofd gegrepen slogan "niet langer foute heren eren". Dat nam niet weg dat ik me wel stoorde aan een door de Amsterdam Anders/De Groenen uitgegeven nota, waarin tot viermaal toe gesproken wordt over "hedendaagse opvattingen over het kolonialisme". Wat hedendaags? We zijn of vóór of tegen, en niet omdat het vandaag toevallig een woensdag gepasseerde vrijdag is.

De aula van het lyceum was redelijk gevuld met een heterogeen publiek. Van alles wat. Enkele oud-leerlingen, huidige leerlingen, veel buurtgebondenen en zelfs familie van de, in het concentratiekamp omgekomen, beeldhouwer Frits van Hall. Er was, kortom, sprake van een evenwichtige vertegenwoordiging. De kampen waren trouwens gauw duidelijk.

Eén van de voorstanders van het oorspronkelijke concept van het monument riep uit: "Wij moeten dezen groten man juist eren." Tegenstanders gaven daarop commentaar zoals dat in een democratie betamelijk is, en een enkeling riep gewoon: "Boe, boe, weg met die Van Heutz." Alsof-ie er nog is, dacht ik nog. Maar alla, 't was goed bedoeld.

Daarna konden suggesties gedaan worden voor een nieuwe bestemming van het Van Heutz. Daar was IK gauw mee klaar. Graveer in die bakstenen alle namen van de Indonesië-weigeraars van de jaren 1946-1949. Met GOUDEN letters!

Een dame vond dat niks en sprak consequent over "die deserteurs van mevrouw De Wit". Een ander buurtiemand zei dat Van Heutz weliswaar gemoord en geroofd had, maar dat hij 'zum Befehl' had gehandeld namens parlement en het héle Nederlandse volk. "Onze voorouders, jawel", waarop een lyceumleerling van NU op een soort balustrade sprong en zonder microfoon riep dat hij godverdomme niks te maken had met wat z'n ouders, grootouders of nog verder terug tot de generatie in de apentijd uitgevreten hadden ... Waarop een zeer bejaarde man in mijn nabijheid (zonder microfoon) opmerkte: "Die heeft makkelijk praten, maar ik ben nog van de vorige eeuw."

Dan de wijze bijdrage van een meneer die vertelde in Bogor geboren te zijn. In de buurt van Rijksplantentuin. Zoals men wel zegt 'ik woon in die gribus De Pijp, maar da's héél dicht bij de Apollolaan'.

Kortom, het was een leerzame avond. (1)

Bij voorstanders voor behoud van het monument in de huidige vorm was trouwens opvallend toch wel veel 'mea culpa' gevoel aanwezig. (2)

Tot een mevrouw ook dat dilemma - dat van de gemeenschappelijke nationale schuldvraag - oploste door voor te stellen dat het komende monument moet uitdrukken dat alle mensen tegen geweld zijn ... Algemeen applaus volgde en ik floot zachtjes mee "Alle Menschen werden Brüder".

Maar de stemming kwam er pas echt in, toen een buurtgenoot de suggestie deed om Van Heutz maar helemaal te vergeten en de nieuwe bestemming in het teken te zetten van het tegenwoordige geweld op de openbare weg. Waarop iemand anders zei dat je tenslotte alles moet zien in de tijd dat het gebeurt ... En ja hoor, daar gingen we weer.

"Ogotogot, waar moet dat henen?", mompelde m'n grootmoeder altijd, als de aardappelen op zolder te vroeg uitgelopen waren en de kost voor de winter verloren dreigde te gaan.

En dan vergat ik haast nog te vermelden dat ik in de pauze opving, dat al die gruwelverhalen over Van Heutz die door die meneer uit de Breestraat verteld waren, best achterwege hadden kunnen blijven. En dan nog wel zo laat op de avond ... Want waren het nou zeventigduizend of honderdduizend Atjenezen die over de klewang gejaagd waren? En ... laten we ook niet vergeten dat het KNIL voor driekwart bestond uit Ambonezen en ander gespuis, eh ..., eh ... inlanders ...

Tijdens die pauze werd ik al beroerd, maar toen ik na de vergadering eenmaal op de stoep stond, werd ik pas goed onwel. Misschien kwam het door de frisse lucht, wie weet, want het gebeurde wel op de avond dat half Groningen onder water lag. Maar op dat moment dacht ik nog 'zou dit nou een hartaanval zijn, of een t.i.a. waarmee ze tegenwoordig zo op de televisie adverteren?' Maar de portiers - het waren er twee - stelden me gerust. "Je zeker kwaad gemaakt daarboven, hè?", zeiden ze kort, maar ze gaven me een schepje honing en toen zakte de pijn rond m'n hart.

Maar evenzogoed dacht ik toch nog 'ogotogot ... waar moet dat heen?'.

En dan te bedenken dat we vroeger nog luidkeels zongen: "Het leven is moeilijk, maar GOED." (3)

Stekeltje

(1) "Ik ben schuldig, jij bent schuldig en zodoende is de buurman driemaal schuldig."
(2) De vergelijking gaat niet helemaal op, want Bogor was en is inderdaad een wijk van welgestelden.
(3) Gèk waren we. Maar wèl goed.