welkom
extra
Solidariteit

Over de AOW, het pensioen en de hardnekkige mythes

Een tijdig en levenslustig pensioen

Sjarrel Massop

Kinderen die in 2018 geboren worden, hebben een levensverwachting van boven de honderd jaar. Wanneer bij hen de 'één op één koppeling' toegepast wordt, kunnen zij op hun 81ste jaar met pensioen. Dat is met de huidige arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden een onzinnige gedachte. Tijd om één en ander nog eens goed op een rijtje te zetten.

De mythes struikelen over elkaar heen. In de discussie is ook een onnodige vaagheid ontstaan. Een voorbeeld is 'zwaar werk'. Dat is een begrip dat veel uitleg vereist. Mensen in de zorg staan onder zware werkdruk, op een kantoor deadlines halen met een grote onderbezetting leidt tot veel stress. Dat en nog veel meer arbeidssituaties, zijn naast het fysieke zware werk, niet lange tijd vol te houden. Het begrip 'zwaar werk' is dus moeilijk bruikbaar en schept veel verwarring over de bepaling van de leeftijd waarop met werken gestopt wordt, nauwkeuriger: gestopt met loonarbeid.

Organisatie van de arbeid

Foto vermoeide jonge vrouw De problemen van de leeftijd 'einde werk' hangen nauw samen met hoe de arbeid georganiseerd is. Daarbij gaat het niet alleen om de arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, maar vooral ook om de arbeidsverhoudingen en ook over de organisatie van de arbeid. Kortom het gaat dan om de totale kwaliteit van de arbeid. Deze factoren, in hun onderlinge samenhang, bepalen de zwaarte van het werk. Dat toont tegelijk de ingewikkeldheid aan van het probleem ‘zwaar werk’. De vakbeweging heeft zich in het verleden vooral ingezet voor de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden. Dat moet zo blijven, maar de andere twee aspecten, de arbeidsverhoudingen en de arbeidsinhoud gaan een steeds grotere rol spelen, ook in de kwestie hoe lang het werk op een prettige manier mogelijk blijft.

Afrit 65 naar strand  Pensioen genieten Iedere Nederlander heeft recht op AOW. De verstrekking van deze uitkering komt voor rekening van de belastingbetalende Nederlanders - het zogenaamde omslagstelsel. Dat wil zeggen dat de werkenden en niet werkenden de premies betalen voor de uitkering aan de mensen die op dat moment recht hebben op een AOW uitkering. Wanneer er dus meer mensen een uitkering hebben dan dat er mensen zijn die premie betalen, kan er een probleem ontstaan. De politiek schermt daarmee en ziet een argument om in te grijpen onder het motto dat de boel onbetaalbaar wordt. Dat is de reden voor de verhoging van de AOW leeftijd en het oogmerk bij de invoering van de één op één koppeling.
Die koppeling stelt dat bij de stijging van de gemiddelde levensverwachting met een jaar ook de AOW leeftijd een jaar stijgt. Dat is een versimpeling die veel sociale onzekerheid met zich mee gaat brengen. Het probleem is namelijk dat het niet over betaalbaarheid gaat, wel is er een dijk van een probleem op de arbeidsmarkt dat leidt naar een volstrekt ongelijke inkomensverdeling.
Er is dus een spanning tussen de politieke belangen om langer te laten doorwerken en de werkelijke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Een ontwikkeling die vele soorten arbeid zwaarder maakt en dus langer doorwerken moeilijker zal maken. Daar komt nog bij dat langer leven niet automatisch betekent dat daarmee het vermogen om te blijven werken ook toeneemt. Integendeel, ouderen kunnen na hun 65 jaar nog heel vitaal zijn, maar hun arbeidscapaciteit zal verminderd zijn, een proces dat voortgaat. Ik spreek uit ervaring en ben nog niet eens 65.

Arbeidsproductiviteit

De belangrijkste oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt is de stijging van de arbeidsproductiviteit - niet de vergrijzing of de ontgroening. Die arbeidsproductiviteit, de hoeveelheid arbeid die nodig is voor een bepaald consumptieniveau, blijft stijgen. Er is dus veel minder arbeid nodig dan voorheen. Wanneer de arbeid beter verdeeld wordt, en ook ouderen zijn niet te beroerd daar naar vermogen een steentje aan bij te dragen, dan kan dat ook de vraag over de betaalbaarheid van de AOW beantwoorden. Het is vreemd dat de diverse regeringen en ook het Centraal Bureau voor de Statistiek geen rekening houden met deze algemeen bekende, stijgende arbeidsproductiviteit. Het overheidsbeleid rekent daarom met verkeerde cijfers en manipuleert deze bovendien.

Een voorbeeld. Tot voor kort werd het werkloosheidspercentage berekend op basis van iemand die minder dan twaalf uur per week werkt. Deze methode is inmiddels 'aangepast, nu ben je werkloos als je één uur of minder per week werkt. Dat is goed voor de werkloosheidscijfers, want die gaan omlaag, maar zegt niets over de arbeidsparticipatie van de Nederlandse bevolking.
Een ander voorbeeld. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zijn er terecht veel meer vrouwen gaan werken. Met onder meer het zogenoemde tweeverdiener model als gevolg. Dat is prima, omdat deelname aan het arbeidsproces tevens sociale aansluiting betekent. Maar het gevolg is ook dat veel mensen in deeltijd werken en dus de arbeidsparticipatie omlaag gaat.
Dan is er nog het doorzettende verschijnsel van korter werken: de gemiddelde arbeidsweek is in enkele tientallen jaren gedaald van 48 naar 36 uur, dat is met 25 procent ook minder arbeidsparticipatie. Om tot slot slechts te noemen dat we later gaan werken en de flexibilisering geweldig is toegenomen. Kortom, een serie effecten die de arbeidsparticipatie doet afnemen; allemaal onder invloed van de stijgende arbeidsproductiviteit. Helaas brengt het CBS deze ontwikkeling slechts spaarzaam in beeld.

CBS grafiek arbeidsproductiviteit en beloning 2001-2014

De politiek, niet de economie

De conclusie moet wel zijn dat er in Nederland en over de gehele wereld voldoende arbeidsvermogen beschikbaar is om ruimschoots in het consumptieniveau te voorzien. Dat geldt ook voor de komende tientallen jaren. 'Economisch gezien' is er dus geen enkele reden om langer door te werken. Integendeel. De werkloosheid onder ouderen daalt de laatste jaren, maar dat is ook omdat na drie jaar werkloosheid veel ouderen uit het beeld van de arbeidsmarkt verdwijnen. Zij kiezen voor het dure vervroegde pensioen of voor de terugkeer naar het éénverdiener model. En wie toch blijft werken, levert een bijdrage aan het verdringingseffect dat de jeugdwerkloosheid hoog blijft.

Het wordt hoog tijd dat wij, in de vakbeweging, anders gaan denken over het arbeidsbestel. Daarbij moet het dus niet alleen gaan over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, maar vooral ook over de wijze waarop we de arbeid organiseren en onder welke verhoudingen we dat doen.
Zo’n aanpak kan leiden tot solidariteit tussen de generaties. Zo’n aanpak kan gemakkelijk met behoud van het pensioenstelsel, ook met de indexering erbij. Zo’n aanpak kan ook met een bevriezing van de AOW op 66 jaar, en terug naar 65 jaar, en zelfs lager. Dat hebben in het verleden de vervoegde uittreding, de overbruggingsuitkering en andere prepensioenregelingen onomstotelijk aangetoond. Het zijn politieke keuzes die gemaakt worden. Onbetaalbaarheid is een mythe, een misvormd beeld van de werkelijkheid.