welkom
extra
Solidariteit

Linkse politiek en vakbeweging - SP en FNV

Nieuwe perspectieven, deel 2

Sjarrel Massop

De bijeenkomst van 13 december 2014 voor de vakbondsleden van de SP (zie extra 267-2, 11 januari 2015) kreeg 9 mei 2015 een vervolg. Dat is een goede zaak. Het nut en de noodzaak voor samenwerking tussen politiek en sociale beweging zijn erkend. Een samenwerking die als ik Ruud Kuin, vicevoorzitter FNV, goed beluister, kritisch en strijdbaar moet zijn. Hij pleit voor een nieuwe analyse, een discussie binnen links om te komen tot een strijdbare en kritische vakbeweging van de leden. Voor een echte linkse politiek.

Foto Emile Roemer met twee roodgejurkte vrouwen en jonge SP-ers bij borreltafel

Ruud vond het geen enkel probleem dat er een open discussie plaatsvindt. Dat is heel prettig, die handschoen pak ik graag op. Een platte 'tweet discussie' stelde hij niet op prijs, ik zal dan ook wat meer dan 140 tekens gebruiken. Fractievoorzitter Emile Roemer viel Ruud bij in zijn introductie: er is voldoende stof tot nadenken, een bron voor linkse inspiratie. De salarissen zijn slecht, in de zorg komen meer en meer mensen op straat te staan, cao's komen niet van de grond, Europa toont zich als het continent van de sociale afbraak.

Kwaliteit en kwantiteit van de arbeid

Ruud Kuin pleit voor openhartigheid, omdat een nieuwe strategie nodig is. Eén die de problemen van de korte termijn kan verbinden aan de perspectieven voor de lange termijn. Het is zaak voor de vakbeweging dat gestopt wordt met brandjes blussen en dat ze een eigen agenda presenteert. Niet reactief optreden bij de sociale narigheid die dertig jaar neoliberale politiek over ons uitgestort heeft, maar nieuwe perspectieven formuleren die jonge, multiculturele mensen aanspreken en naar de vakbeweging trekken. De nadruk legt Ruud bij Echte Banen, het speerpunt van de campagne van de nieuwe FNV. Daaronder verstaat hij: kwalitatief goede banen, tegen een goed inkomen en zekerheid.
Dit is een eerste belangrijk discussiepunt voor links. Tweede Kamerlid Paul Ulenbelt ging er na de pauze op in. Hij stelde zich om twee redenen kritisch op tegenover het basisinkomen. Ten eerste, als je het als een volksverzekering uitwerkt, dan geef je geld aan mensen die dat niet nodig hebben. Ten tweede, de arbeid verschaft de werkenden loon en dat is een goede socialistische traditie. Bij deze opvatting zijn drie kanttekeningen te plaatsen.

1) De arbeidsproductiviteit laat een constante stijging zien in de kapitalistische wereld. Dat betekent dat de hoeveelheid arbeid die maatschappelijk nodig is om een welvaartspeil in stand te houden, aanzienlijk lager is. Dat kan gecompenseerd worden met uitbreiding van de productie. Dat is het pleidooi voor uitbreiding van de maakindustrie. Maar dit stuit op ernstige milieuproblemen, tast het denken over duurzaamheid aan en vergt enorme hoeveelheden grondstoffen.
2) De uitbreiding van de productie vereist investeringen. Piketty heeft al aangetoond dat het kapitaal beter rendeert in de financiële sector (de 'accumulation by dispossession' van David Harvey) dan in productie-investeringen: R>G. Investeringen leiden ook tot de zogenaamde Luddite fallacy (= drogreden), waarvan de gedachte is dat door verdere ontwikkeling van de technologie arbeidsplaatsen verloren gaan en er vervolgens een compensatie plaatsvindt door nieuwe productievormen (mobiele telefoons) te maken. De drogreden is dat het inmiddels duidelijk wordt dat het tempo van de afbraak van werkgelegenheid veel groter is dan het ontstaan van nieuwe arbeidsplaatsen.
3) De ontwikkeling van de technologie leidt tot verdergaande standaardisering van arbeidsprocessen. Dat betreft niet alleen de fysieke, maar ook de mentale arbeid (automatisering). Dit verschijnsel beperkt zich niet tot de landbouw en industrie en dringt snel door in de dienstverlening, de zorg en het onderwijs. Deze standaardisering is een rechtstreekse aantasting van het vakmanschap van de werkenden en dus een aanval op de kwaliteit van de arbeid. De vraag dringt zich op of de verbinding van arbeid aan loon, met andere woorden de loonarbeid, op de lange termijn onder kapitalistische verhoudingen een lonkend perspectief biedt. Kwantitatief waarschijnlijk niet (de genoemde drogreden), kwalitatief ook niet vanwege de degradatie van de arbeid door de standaardisering. Complicerend probleem is dat door de grote vlucht van de technologie in arbeidsprocessen een ingrijpende tweedeling ontstaat: een zeer beperkte kern van specialistische arbeid die een hoge opleiding eist en een groeiende groep van precaire, flexibele arbeid.
Conclusie: al deze ontwikkelingen problematiseren de oplossingen die Ruud Kuin en Paul Ulenbelt voor ogen staan.

Verschuiving van speelveld en instrumenten

Logo S & P

De ontwikkelingen op het gebied van de arbeid leiden tot een verschuiving van het speelveld, zo constateerde Ruud terecht. Illustratief is daarvoor de marktwerking in de zorg. De traditionele klassenverhoudingen tussen patronen (werkgevers) en de arbeiders (werknemers) zijn aan het veranderen. De financiers en geldschieters maken de dienst uit, het management van de organisaties loopt aan de leiband van deze machthebbers.
Het is niet ondenkbaar dat er coalities ontstaan tussen werkgevers en werknemers. Dit zou dus ook een andere vakbeweging vragen met verlegging van de strijddoelen. Hetzelfde geldt voor de werking van de arbeidsmarkt. De doorgeslagen flexibilisering, met vage zzp- en uitzendconstructies en de opkomst van 'payroll' maken de verdediging van echte banen extra complex. Dat effect wordt versterkt door een structureel slechte werkgelegenheid die onderhandelingen over 'echte banen en meer koopkracht' ernstig bemoeilijken. Het speelveld is inderdaad aan het verschuiven en dat vereist een andere opstelling van de vakbeweging, niet meer brandjes blussen in de polder.
Dit andere strijdperspectief raakt natuurlijk ook de SP. De geschetste ontwikkeling trekt door naar de politiek. Zoals de arbeidersklasse slechter in staat is te ageren tegen de kapitalisten, liggen ook in de politieke wereld de krachtsverhoudingen ongunstig. De recente ervaringen van de SP met verantwoordelijken in politieke functies moet toch tot het inzicht leiden dat daar het 'kapitaal vangen' vergelijkbaar is met de greep op palingen in een emmer snot.

Maar geldt dat ook niet voor de instrumenten van de polder? De zekerheden die cao's, sociale plannen, polderoverleg en de verzorgingsstaat boden, verliezen in de huidige krachtsverhoudingen snel aan betekenis.
Onder een cao vallen is meer en meer een luxe verschijnsel aan het worden, zeker nu 30 procent van de beroepsbevolking al geflexibiliseerd is. Bovendien is aan de orde dat in één werkomgeving verschillende cao's van kracht kunnen zijn. Een uitvloeisel van de verdergaande flexibilisering. Dat betekent dat er voor naaste collega's verschillende arbeidsvoorwaarden gelden. De vraag is, en werkgevers stellen die al, of dit soort regelingen niet hun langste tijd hebben gehad. Een vraag die de vakbeweging, met de wens voor perspectieven op de lange termijn, zich ook moet stellen. Niet om de flexibilisering te versterken, maar om de 'de-precarisering' van de arbeid te bevorderen.
Ook hier wordt de thuiszorg getroffen, de gevonden oplossingen leiden tot grotere problemen, een kwestie van 'operatie geslaagd, patiënt overleden'. Het betreft het succes van de vakbeweging bij de zorginstelling Sensire, waarbij het akkoord was dat TSN (Thuiszorg Service Nederland) de mensen met behoud van werk en inkomen zou 'overnemen'. Nu zitten diezelfde mensen met de gebakken peren, omdat de aanbestedingen van de gemeenten uitblijven. Ze verliezen alsnog hun baan en inkomen, en wellicht ook het vertrouwen in de vakbond.

Een ander probleem behelst de sociale plannen die nauwelijks meer sociaal te noemen zijn, ze vormen veel eerder een vrijbrief voor het management om geplande reorganisaties van een arbeidsvoorwaardelijke legitimatie te voorzien. In de praktijk leidt dit tot instemming door de vakbeweging met ontslagrondes en afbraak van verworven inkomenszekerheid. Bovendien halen dergelijke plannen en akkoorden de angel uit de strijdbaarheid. Ze scheppen ook geen klimaat waarin mensen, geconfronteerd met de uitwerkingen van overeenkomsten en sociale plannen, veel sympathie voor de vakbond zullen opbrengen.

Wat te doen

Het spreekt voor zich dat Ruud Kuin ook over deze kwestie heeft nagedacht, het siert hem daarvoor de SP te hebben uitgenodigd mee te denken. Houd de deur open voor meer ervaring en andere kennisbronnen in de linkse beweging die veelvuldig met dit bijltje hebben gehakt, zou ik hem willen voor houden.
Onder de noemer van versterking van de vakbeweging ontvouwde Ruud een aantal maatregelen. Centraal daarin stond: sterker worden op de werkvloer, daar organisatie en activerend vakbondswerk opbouwen. Activerend vakbondswerk ziet hij, zoals ik het begrijp, als de opvolging van 'organizing'. Dat is in zijn ogen een te beladen term geworden. Twee gevaren dreigen dan. Zijn slechts de naamkaartjes verhangen en gaan we op dezelfde voet verder? Of gaan we de baby 'organizing' met het badwater weggooien? Het lijkt hem beter te kijken naar het oorspronkelijke concept en hoe het vooral in de oude Abvakabo functioneerde. Daar is het helaas van bovenaf gestructureerd en ingevoerd, met als tekortkoming dat vakbondswerk niet opgebouwd werd vanuit de ervaringen van de mensen wier belangen onder druk staan. Het is dan een project van de vakbondsleiding, waarbij de agenda van bovenaf bepaald wordt en er van onderop te weinig alternatieve mogelijkheden zijn. Illustratief is het zogenaamde speerpuntenbeleid. Een aantal bedrijven werd geselecteerd om het vakbondswerk op te bouwen. Het grote probleem was dat er maar matig geanticipeerd kon worden op spontane initiatieven, met als gevolg veel onrust bij veel mensen.

Daarnaast stelde Ruud een andere gevoelige zaak aan de orde: de omvorming van de werkorganisatie. Het grote contingent van bezoldigden heeft twee moeilijke slagen te maken.
Ten eerste wordt hun werkplek in de nieuwe vakbeweging bedreigd, hetgeen logischerwijs hun handelen beïnvloedt; vaak verbonden aan de verschillende werkwijzen van de werkorganisaties in de oorspronkelijke bonden Abvakabo, Bondgenoten en Bouw. Met als gevolg een meer of mindere conservatieve reactie, ook nog eens versterkt door een jarenlange traditie. Een ontwikkeling die de vernieuwing van de werkorganisatie belemmert en de vakbond opscheept met een verouderd instrumentarium.
Dat houdt ook de tweede slag tegen, namelijk de omvorming van de vakbeweging naar een bond van de leden. Dit is geen sinecure en verdient een grondige discussie in het Ledenparlement. De overgang naar de sectoren en hun relatie met de lokale afdelingen enerzijds en de verbindingen tussen de sectoren anderzijds. Een goede remedie blijkt het initiatief van het Volkspetitionnement te zijn: breed over de bond opgezet om 300.000 handtekeningen op te halen met het motto "Red de zorg!" Dit verdient een hartelijke ondersteuning en biedt alle mogelijkheden om sectoren, lokale afdelingen en werkorganisatie in een actieperspectief aan elkaar te verbinden. Het zet ook de problematiek van de zorg door de vakbeweging centraal op de agenda.

Vervolgstappen

Duidelijk is dat er een lange en moeilijke weg te gaan is, waarin vele krachten aan elkaar moeten wennen. Politiek en vakbeweging, de onderlinge krachten binnen de vakbeweging en de grote variatie aan ideeën en meningen in het linkse politieke spectrum. En dat tegen een achtergrond van grote en belangrijke veranderingen in het kapitalistische systeem in zijn neoliberale fase. Voordeel is wel dat er in de verscheidenheid een bereidheid te onderkennen is om onderling de discussie aan te gaan.
Voor de SP is het in dit verband echt nodig om het afzeiken van de PvdA, waar ze een handje van heeft, te staken. Niet, omdat er geen politiek inhoudelijke meningsverschillen zijn met de PvdA, die zijn er terdege. Maar wel, omdat een links debat nodig is zonder de onderlinge verkettering die slechts in het voordeel van rechts werkt.

De SP moet ook serieus werken aan een interne heroriëntatie en de daad bij het woord voegen dat samenwerking met de vakbeweging een noodzaak voor links is. Partijsecretaris Hans van Heijningen haalde Karl Marx aan in zijn afsluitend woord. Het betrof de fameuze elfde stelling van 1845 als commentaar op de filosoof Feuerbach, die ook het grafschrift van Marx vormt: "De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen." Een verwijzing naar Friedrich Engels zou evenzeer op zijn plaats zijn. Van hem is de uitspraak dat de vakbonden de beste politieke scholing vormen voor de arbeidersklasse. Eind 2015 heeft de SP haar congres, een uitgelezen moment om de politieke balans op te maken en nieuwe politieke doelen te formuleren. Een debat over de rol van de vakbeweging is daarin zeer gewenst.