welkom
extra
Solidariteit

Vakbondsstrijd voor minimumloon in Cambodja

Staken toegestaan, maar dan …

Anne Scheidhauer1

In Cambodja staakten tussen 13 en 17 september 2010 duizenden arbeid(st)ers in de kledingindustrie. Een staking van deze omvang maakte het land niet eerder mee. Op het hoogtepunt namen er in negentig fabrieken, volgens schattingen van de vakbond, 200 000 mensen deel. Dat wil zeggen meer dan de helft (!) van alle fabrieksarbeiders van de Cambodjaanse kledingindustrie.

De staking kreeg een ongekende respons, ook onder degenen die niet behoorden tot de twee vakbondsfederaties die opriepen tot de staking, te weten C. CADWU en NIFTUC. Om met de deur in huis te vallen, de staking is slechts een gedeeltelijk succes geworden. De reacties van de tegenstander zijn zo heftig dat veel arbeiders en activisten daar tot vandaag onder lijden. Reden voor dit artikel, ook omdat de gebeurtenissen illustreren dat arbeidswetgeving en keurig geratificeerde verdragen van de International Labour Organization (ILO) ontoereikend zijn om arbeiders te beschermen.

Snel groeiende vakorganisatie

De kledingindustrie is na het toerisme en de landbouw de derde sector van het land en genereert 90 procent van de exportinkomsten, 70 procent van de producten gaat naar de Verenigde Staten, daarna volgt de Europese Unie. De grootste afnemers zijn de gebruikelijke verdachten, namelijk de kledingmultinationals als Gap, H&M en Zara. Naar schatting zijn 400.000 mensen werkzaam in de kledingindustrie van Cambodja, waarvan ongeveer 90 procent vrouwen; ongeveer 200.000 mensen zijn indirect van hen afhankelijk.

De onafhankelijke vakbonden in Cambodja kennen een dynamische ontwikkeling. Traditioneel gehoorzaamden de vakorganisaties de politieke partijen, waarvan zij afhankelijk waren. Volgens een grove indeling zijn dit de regerende marxistische Cambodjaanse Volkspartij en de oppositiepartijen die globaal bestaan uit een koningsgezinde nationalistische en een liberale partij.
Pas in de late jaren negentig ontwikkelden de onafhankelijke vakbonden zich onder invloed van de opkomende markteconomie en de exportgerichte industrie. In deze periode werd druk op de regering uitgeoefend om een arbeidswetgeving in te voeren die voldeed aan internationale normen. Dit proces begon in de kledingindustrie, waar de bonden stormachtige kwamen opzetten. Na tien jaar is de organisatiegraad gegroeid naar zo'n 60 procent! De confectie-industrie vervult daarbij een voorbeeldwerking naar sectoren als de bouw en het toerisme.

Rechten en repressie

Bij de invoering van de nieuwe arbeidswetgeving versoepelde de regering allereerst in 1998 de registratieprocedure van de vakbonden. Als eerste onafhankelijke vakbond in de kledingindustrie werd de Nationale Onafhankelijke Federatieve Textiel Unie van Cambodja (NIFTUC) opgericht. Later volgde de afsplitsing in de vorm van de Coalitie van Cambodjaanse Kleding Arbeiders' Democratische Unie (C. CAWDU) die de overkoepelende organisatie, het Cambodjaanse Vakverbond (CLC) oprichtte, de huidige onafhankelijke vakcentrale.

Vervolgens riep de regering een tripartiet adviesorgaan in het leven, de Labour Advisory Council (LAC), bestaande uit zeven vertegenwoordigers van zowel ondernemers, vakbonden als staat. Deze Raad bespreekt de arbeidswetgeving en beslist over regelgeving zoals de (nieuwe) vaststelling van het minimumloon. In voorbereiding is nog een orgaan voor arbeidsrechtspraak dat deel uitmaakt van de arbeidswetgeving. Ter overbrugging is er, opnieuw tripartiet, een Raad van Arbitrage gevormd voor de behandeling van arbeidsconflicten.

Ondanks de dynamische ontwikkeling van vakbondsrechten en vakbondspraktijken hebben activisten het moeilijk in Cambodja. Gewelddadig optreden tegen openbare demonstraties is aan de orde van de dag. De moord op de populaire vakbondsleider Chea Vichea in januari 2004 is evenals een aantal andere moorden nog steeds niet opgelost.
Het kan zeer gevaarlijk zijn om als vakbondsactivist naar buiten te treden. Ondernemers schrikken er niet voor terug vakbonden keihard te onderdrukken. Dit gaat via omkoping, ontslag, ntimidatie, bedreiging, mishandeling, gebruik van gele vakbonden en veel meer. De actuele gebeurtenissen bevestigen dat op een trieste manier.

Leefbaar minimumloon

De centrale eis tijdens de stakingen van september 2010 was een loon dat voldoende is om te voorzien in basisbehoeften als voedsel en huisvesting. Een loon om waardig te kunnen leven zou volgens de arbeiders en hun bonden 93 Amerikaanse dollar (ongeveer 70 euro) per maand moeten bedragen. In 2009 kwam het Cambodjaans Instituut voor Studie naar Ontwikkelingsbeleid uit op dit bedrag. De werkgevers weigeren dit echter te betalen.

De aankondiging op 8 juli 2010 van het nieuwe minimumloon lokte de recente protesten uit, het was voor 'gewone arbeiders' vastgesteld op 61 dollar (zo'n 45 euro). Waren ze in hun proeftijd ging het om 56 dollar. Een inkomen dat niet alleen meer dan een derde onder een leefbaar loon ligt, maar ook nog eens vier jaar van kracht zou zijn (tot 2014). En dan te weten dat het Cambodjaanse arbeidsrecht uitgaat van een regelmatige aanpassing van de kosten van het levensonderhoud.
De meeste arbeiders in de kledingindustrie verdienen het minimumloon, anderen zitten daar een stuk onder. Zo'n laag inkomen betekent volgens de bonden veel armoede. Bovendien is het een schending van Artikel 104 van de Cambodjaanse arbeidswetgeving dat stelt dat het loon van elke werknemer in overeenstemming moet zijn met de waardigheid van de mens.

De twee vakbonden zijn betrokken geweest in het tripartiete overleg dat in juli 2010 tot deze maatregel besloot. Ze blijken te hebben gehandeld onder een sterke invloed van ondernemers en regering, zonder een serieuze afstemming met de ledenbasis.

Wraak van ondernemers

Toen de arbeiders na de staking van 18 september weer aan het werk wilden gaan, kregen ze met massaontslagen te maken. Talrijke vakbondsleiders ontvingen een aanklacht en dienden vanwege het productieverlies astronomische schadevergoedingen te betalen.
De ondernemersorganisatie Garment Manufacturers Association van Cambodja (GMAC) meende tevens dat de staking illegaal was, ondanks de navolging van de voorgeschreven aankondiging. Als reden gaf ze dat drie dagen voor de staking nieuwe eisen waren gesteld, waardoor de aankondiging verviel en een nieuwe was vereist.

Feitelijk overtreden de ondernemers de wet, zowel de grondwet als de Cambodjaanse arbeidswetgeving en de ILO-verdragen inzake vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. Onder valse voorwendsels proberen zij vakbondsactivisten te straffen voor hun rol in de organisatie van de staking en zo de arbeiders te intimideren.
Desondanks proberen de vakbonden van alles om met de GMAC tot een compromis te komen en de betreffende arbeiders uit de vuurlinie te krijgen. Op 28 september 2010 ondertekenden zes vakcentrales een Memorandum of Understanding met de GMAC, (ingaande per 1 januari 2011). Dit zijn de belangrijkste punten:
* Beide partijen houden zich aan de wet.
* Bedrijfsvakbonden met weinig aanhang geven de bond met meer leden het recht collectieve onderhandelingen te voeren met de werkgever (kortom: geen sabotage van vakbondsrechten door gele vakbonden).
* Bij arbeidsrechtelijke overtredingen of conflicten, bijvoorbeeld in verband met de collectieve arbeidsovereenkomst, zullen de bindende procedures van de Raad.van Arbitrage gelden.
* Voor de duur van de collectieve overeenkomst zijn uitsluiting, stakingen of verdere eisen niet toegestaan.
Bovendien kunnen beide partijen de inhoud van het memorandum bewaken en evalueren; bij niet-naleving zal in gezamenlijk overleg naar een oplossing worden gezocht.

Echter, het memorandum heeft geen bindende kracht. Leden van de ondernemersorganisatie GMAC zijn daardoor niet gedwongen om ontslagen stakers weer in dienst te nemen. Momenteel wachten nog 140 arbeiders op herstel van hun dienstverband. Dus ontvangen zij al meer dan zes maanden geen inkomen en ondergaan ze met hun familie grote ontberingen.

Concessies

Om tot herplaatsing van de ontslagen arbeiders te komen, heeft de vakbond C. CADWU tandenknarsend zijn leden gevraagd om 'spijtverklaringen' te ondertekenen. Deze waren opgesteld door de ondernemers en bevatte, naast de spijtbetuiging over de productieverliezen, onder andere de belofte dat zij in het vervolg de instructies van het management zullen opvolgen. Genoemd worden: geen staking zonder gegronde reden en niet alleen de wet, maar ook de interne bedrijfsregels gehoorzamen.
Het concern H&M, een belangrijke afnemer, heeft de ondertekening van deze 'rouwverklaring' actief ondersteund. Na de ondertekening door de vakbondskaderleden in twee fabrieken (River Rich Textile Ltd en Winner Knitting Ltd; produceren zowel voor H&M als Zara), volgde het herstel van alle buitengerechtelijke ontslagen. Met als prijs: verslechtering van arbeidsvoorwaarden, zoals een aanzienlijke beperking van toiletbezoeken en het degraderen van weer aangenomen activisten. In reactie hierop heeft C.CADWU besloten vakbondsleiders af te raden de genoemde verklaring te tekenen.

Door op tal van plekken te onderhandelen, is de bond erin geslaagd het totaal van duizend ontslagen terug te brengen tot 140. De Cambodjaanse autoriteiten hebben de ondernemers opgeroepen de aanklachten in te trekken, de ontslagen stakers weer in dienst te nemen en de onderhandelingen met de bonden te hervatten. Rechters droegen in sommige procedures het bedrijf op de beschuldigden weer aan te stellen, maar dit stuit op grote weerstand van de ondernemers.

Profiterende multinationals

In de schaduw van de strijd voor herplaatsing en schadeclaims gingen de loononderhandelingen de volgende ronde in. Aan de vastgestelde hoogte van 61 dollar konden de bonden niets meer veranderen. Wel haalden ze wat extra's binnen, onder meer een aanwezigheidsbonus van zeven dollar per maand en een gestaffelde senioriteitbonus van maandelijks één dollar voor elk jaar dienstverband.
Een loon om van te kunnen leven, zoals dat de bonden voor ogen staat, is hiermee nog lang niet gerealiseerd. Bereikt is een bescheiden verbetering in de levenssituatie van meer dan 400.000 arbeiders in de Cambodjaanse kledingindustrie.

En de rol van de multinationals, de afnemers? Solidariteitsorganisaties en consumentenactiegroepen, zoals de Schone Kleren Campagne, ATNC Monitoring Network en de Aziatische Floor Wage Campagne riepen de grote afnemers op de eis van een minimumloon van 93 dollar te steunen en het stakingsrecht te eerbiedigen. Deze concerns reageerden, zoals zo vaak, formalistisch door te ontkennen dat zij het gedrag van hun leveranciers kunnen beïnvloeden.
De conclusie laten we over aan de Asian Labour Update': "De staking in de kledingindustrie heeft getoond hoe een ondemocratisch gestructureerd, tripartiete mechanisme lage lonen legitimeert en de stem van arbeiders tot zwijgen brengt bij belangrijke, hun leven beïnvloedende besluiten. Kledingmultinationals die profiteren van de bestendiging van de lage lonen in de Cambodjaanse fabrieken doen opnieuw alsof zij niet verantwoordelijk zijn voor de situatie van de arbeiders, terwijl zij tegelijkertijd hun enorme winsten verdedigen."

Voor organisatie en belangenstrijd door onafhankelijke vakbonden bestaat er voor de arbeiders geen alternatief. Alleen langs de gevolgde weg kunnen lonen en andere arbeidsvoorwaarden worden bevochten en uitzicht bieden op een menswaardig bestaan.


1 Medewerkster TIE (Transnationals Information Exchange). Oorspronkelijke titel "Streiken erlaubt, aber …", in: express, Zeitung für Betriebs- und Gewerkschaftsarbeit - http://www.express-afp.info - vertaling/bewerking: Roland Siebe. (terug)