welkom
extra
Solidariteit

De oorspronkelijke klassenanalyse van Marx

Klasse, een economisch begrip

Sjarrel Massop

Kort geleden kreeg ik een stapeltje boekenbonnen cadeau. Eindelijk, dacht ik, alle drie de delen van Het Kapitaal. Online voor 35 dollar, met een voorwoord van Ernest Mandel. Een koopje dus. Het is met name Marx' klassenanalyse die me bezighoudt. In deel drie gaat hoofdstuk 52 daar over. Vooraf aan een korte bespreking van dat hoofdstuk wat inleidende opmerkingen over de grondslagen van het marxisme.

Het is de mens die voor zijn eigen samenleving waarde schept. In de oorspronkelijke menselijke samenlevingen was de waardeschepping heel direct. Menselijke activiteiten waren erop gericht in de strijd met de natuur te overleven. De menselijke activiteit, de arbeid, voorzag in bescherming, voedsel en veiligheid om de eigen reproductie veilig te kunnen stellen (reproductie: activiteiten die nodig zijn om als individu te kunnen blijven meedoen -leven - in een samenleving).

Sociaal

In de ontwikkeling van de menselijke soort staat het sociale aspect centraal. Mensen in een samenleving zijn wederzijds afhankelijk en dat is een voortschrijdend proces. In de strijd met de natuur is de mens 'onderling', dus sociaal. Het bestaan is naast een individuele overlevingsstrijd vooral een sociale, een gezamenlijke strijd. Mensen verbinden zich in gemeenschappen, dat is een oorspronkelijke eigenschap van de menselijke soort. Daarin verschilt de mens echter niet van andere dieren die ook over deze eigenschap van collectiviteit beschikken en in staat zijn haar verder te ontwikkelen. Denk aan het gezamenlijk jagen van wolven, leeuwen en dolfijnen. Samenwerking beperkt zich ook niet tot de jacht. Vogels bouwen gezamenlijk een nest, gnoes leven in kuddes waarmee ze gezamenlijk reizen en trekvogels reizen in fraaie efficiënte formaties om te overwinteren. Samenwerking om als soort in de natuur te kunnen overleven is geen exclusieve menselijke eigenschap.

Menselijk brein

Ook andere eigenschappen zijn niet exclusief. Apen en beren zijn al ver gevorderde tweevoeters die de beschikking hebben gekregen over het onafhankelijke gebruik van handen. Veel dieren maken gebruik van gereedschappen - tools - om hun reproductie te bewerkstelligen. De otter duikt stenen op om schelpdieren mee stuk te slaan. De meeuw vliegt met de gevangen alikruik omhoog om die van grote hoogte op de rotsen te laten vallen, waarna het weekdier ontdaan is van zijn bescherming. De beer gebruikt een lange stok om de mieren uit hun nest te laten lopen om ze te vervolgens te consumeren. De eekhoorn legt een voorraadje eikels aan om in de barre winter te kunnen overleven.

Het onderscheidende aspect van de mens is zijn ver ontwikkelde brein dat hem/haar in staat heeft gesteld de reproductie te realiseren. Daardoor zijn productie en reproductie onderscheidende activiteiten geworden. Dat is bij de spin ook wel enigszins het geval, deze weeft zeer kunstzinnig zijn web waarmee hij vervolgens de vliegen vangt bestemd voor de reproductie (consumptie). De mens kan in de productie en in de aanwending van productiemiddelen variëren door gebruik te maken van zijn intellectuele vermogen. Het inzetten van het denken beperkt zich ook niet tot een bepaald aspect van de reproductie, maar betreft de bescherming, de voedselvoorziening en de veiligheid. Het denken stelt de mens ook in staat om ver vooruit te anticiperen op zijn reproductie. De productie van waren en het reproductieproces sluiten niet meer noodzakelijk dicht op elkaar aan. In dit proces kan de mens onderling de activiteiten ook verdelen en is vervolgens in staat zich op deelgebieden te specialiseren en door onderlinge ruilhandel de productie en de reproductie te organiseren.

Kapitaal

Dit complexe proces van de onderling verdeelde productie, uitgestelde reproductie en organisatie tussen de productie en reproductie is typisch menselijk. De mens is tegelijkertijd in staat gebleken om vanuit een relatief eenvoudige startsituatie in korte tijd dit complexe proces enorm te ontwikkelen. Het resultaat is de tegenwoordige geglobaliseerde menselijke (post)moderne netwerksamenleving.
Dit proces is theoretisch geanalyseerd door Marx. In de analyse van het kapitalistische productieproces is het de handelende mens die waarde genereert door maatschappelijk te produceren. Het vermogen van de mens onderling de noodzakelijke maatschappelijke arbeid te verdelen, maakt het mogelijk maatschappelijk meer te produceren dan noodzakelijk is voor de betreffende samenleving om zich te reproduceren. Dit maatschappelijk meerproduct, omgezet in kapitaal, maakt het mogelijk om dat meerproduct of kapitaal opnieuw in te zetten in het productieproces, waardoor dat kapitaal geaccumuleerd nog meer kan groeien. Het kapitaal kan nu dubbel aangewend worden. Ten eerste kan het mensen vrijstellen van productieve arbeid, ja zelfs van alle arbeid, door het kapitaal in de vorm van geld om te zetten in te consumeren waren ter reproductie. Ten tweede kan het kapitaal in de vorm van productiemiddelen opnieuw ingezet worden in het productieproces waardoor het nog meer kan groeien.
Mensen die in het bezit zijn van kapitaal kunnen zich vrijwaren deel te nemen aan het maatschappelijk noodzakelijke productieproces. Zij kunnen een deel van hun kapitaal omzetten in geld, waarmee ze zichzelf kunnen reproduceren. Hier ligt de bron van het kapitalistische productiesysteem en de oorspronkelijke klassenanalyse van Marx.

Het Kapitaal

De analyse van het kapitalisme van Marx, vastgelegd in Het Kapitaal, beslaat een omvangrijk werk in drie delen, waarvan Marx zelf alleen deel 1 uitgegeven heeft. Dat was in 1867. Van deel 2 en 3 bestonden manuscripten die na de dood van Marx door Engels uitgegeven zijn. Deel 1 van Het Kapitaal, het meest bekende, gaat vooral over de manufactuur en vervolgens de fabriek waar de productie plaatsvindt en daarmee de meerwaarde. Deel 2 concentreert zich op de marktwerking en bestudeert de wederkerige stroom van waren en geld die het de economie mogelijk maken te reproduceren en te groeien. De uitleg van de werking van de kapitalistische economie in zijn geheel is het onderwerp van deel 3. Het is daarom controversieel. Dit deel is echter ook niet compleet, Marx heeft geen afgerond manuscript achtergelaten.

"Het is zeker dat het onafgemaakte deel 3, dat eindigt met het nauwelijks geïnitieerde hoofdstuk 52 over de sociale klassen, zou voorzien hebben in een vitale verbinding tussen de economische inhoud van de klassenstrijd tussen kapitaal en arbeid, zoals ontwikkeld in deel 1, en zijn uiteindelijke resultaat dat gedeeltelijk is geschetst in de hoofdstukken 11 en 15 van deel 3." (Mandels introductie in Marx, Capital volume 3, 1981, p. 10)

Hoofdstuk 11 gaat over het effect van de algemene fluctuaties van de lonen, hoofdstuk 15 over de ontwikkeling van de wet van de tendentiële daling van de winstvoet en zijn interne tegenstellingen. Kortom, het werkt toe naar wat uiteindelijk politiek economisch het resultaat wordt van de klassenstrijd.

Klassen

Er is dus niet veel uitgewerkt materiaal van Marx over de klassenanalyse, maar zijn hoofdstuk 52 in deel 3 biedt wel aanknopingspunten. Het hoofdstuk is niet lang, ik kan het integraal weergeven en met de nodige bescheidenheid van commentaar voorzien.

"De eigenaren van louter arbeidskracht, de eigenaren van het kapitaal en de landeigenaren, waarvan de respectievelijke inkomstenbronnen zijn lonen, winst en grondrente, met andere woorden loonarbeiders, kapitalisten en landeigenaren vormen de drie grote klassen van de moderne samenleving gebaseerd op de kapitalistische productiewijze." (idem, p 1025)

Kern van de klassenanalyse van Marx is de koppeling van de klassenindeling aan de productiewijze. Daarmee is die indeling niet louter een sociale stratificatie, maar krijgt ze een duidelijke politieke en vooral economische lading. Dit is geheel consistent met de marxistische methode en traditie die bovenal dialectisch is. Marx legt dat ook direct uit.

"Het valt in Engeland niet te ontkennen dat deze moderne samenleving en zijn economische articulatie zich het breedst en meest klassiek ontwikkeld heeft. Zelfs hier echter, manifesteert deze klassenarticulatie zich niet in zijn zuivere vorm. Ook hier verbergen midden- en overgangsniveaus altijd de grenzen (hoewel onvergelijkbaar minder op het platteland dan in de steden)." (idem, p. 1025)

Marx ziet de sociale stratificatie als resultaat van de politieke en economische klassenverhoudingen. Hij ziet ook de verdere ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze die de klassenverhoudingen verder zal wijzigen. Het is ongewis hoe zich dat ontwikkelt; volgens mij een belangrijke reden waarom Marx lang wacht met de voltooiing van zijn analyse van het kapitalisme. Marx' denken is niet schematisch en lineair, de ontwikkeling naar het socialisme is voor hem dan ook geen weg naar een blauwdruk. Daarvoor zijn de economische wetmatigheden, zoals hij die geanalyseerd heeft, te talrijk.
Al die wetmatigheden werken ook op elkaar. Marx was zich er al van bewust dat hij de kapitalistische productiewijze analyseerde in een primaire en bijna ideaaltypische of zoals hij het zelf zei de een zuivere vorm. Marx ziet ontwikkelingen en formuleert die ook.

Onaffe analyse

"We hebben gezien hoe het de constante tendens en ontwikkelingswet van de kapitalistische productiewijze is die de productiemiddelen steeds meer scheidt van de arbeid. Ook zagen we dat de gefragmenteerde productiemiddelen meer en meer geconcentreerd worden in grote eenheden. Dat wil zeggen dat de arbeid in loonarbeid getransformeerd wordt en de productiemiddelen in kapitaal. En deze tendens correspondeert ook in de onafhankelijke scheiding van het eigendom van land, in de vorm van landeigendom dat correspondeert met de kapitalistische productiewijze." (idem, p 1025)

De ontwikkeling van de kapitalistische samenleving op basis van de kapitalistische productiewijze heeft een eigen dynamiek op basis van de ontwikkelingswetten van het kapitalisme.

"De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is: wat maakt een klasse? Een vraag die automatisch ontstaat uit de beantwoording van een andere vraag: wat maakt loonarbeiders, kapitalisten en landeigenaren tot de vormende elementen van de drie grote sociale klassen?
Op het eerste oog is dat de identiteit van de inkomsten en de bronnen van inkomsten. Omdat dit de drie grote sociale groepen zijn wier componenten, de individuen waardoor ze gevormd worden, respectievelijk leven van lonen, winsten en grondrente. Leven van het waardevormingsproces van hun arbeidsvermogen, hun kapitaal en landeigendom. Vanuit dit standpunt, echter, zouden dokters en ambtenaren ook twee klassen vormen, omdat ze behoren tot twee afzonderlijke sociale groepen, waarvan de inkomsten van elke groep voortvloeien uit hun eigen bronnen. Hetzelfde zou opgaan voor de oneindige fragmentatie van belangen en posities waarin de verdeling van de sociale arbeid niet alleen de arbeiders splitst maar ook de kapitalisten en de landeigenaren, de laatsten bijvoorbeeld in wijnlandeigenaren, akkereigenaren, boseigenaren, mijnbouweigenaren, eigenaren van visgronden enzovoort."
(idem, p. 1026)

(Op dit punt breekt het manuscript af, meldt Friedrich Engels.)

Het is spijtig dat de analyse van Marx niet afgemaakt is. Engels heeft in 1895 een uitgebreide toevoeging geschreven, met name bij het niet complete deel 3 van Het Kapitaal. Daarin neemt hij grote terughoudendheid in acht. Engels overleed overigens twee maanden later. De discussie over het werk van Marx is dan, sinds het verschijnen van deel 1 van Het Kapitaal, alweer dertig jaar oud. Engels gaat in zijn naschrift vooral in op wat hij de kern van de marxistische analyse van de kapitalistische productiewijze noemt, de waardetheorie, meer precies de arbeidswaardeleer. Aan hoofdstuk 52 over de klassen doet Engels niets meer.

Arbeidswaardeleer

Het is duidelijk dat het antwoord van Marx op zijn vragen gezocht moet worden in de richting van deze arbeidswaardeleer. Deze gaat in op hoe het waardevormingsproces in de kapitalistische productiewijze op maatschappelijke niveau plaatsvindt. De arbeidswaardeleer is de economische wet in de marxistische analyse die ten grondslag ligt aan de sociale stratificatie die zich manifesteert in de kapitalistische samenleving. Engels zegt het scherp.

"Waarde is niet aanwezig op het niveau van verschijnselen, het is niet aanwezig in de ruilrelatie van waren die kapitalistisch geproduceerd zijn; het manifesteert zich niet in het bewustzijn van de vertegenwoordigers van de kapitalistische productie. Het is niet een empirisch fenomeen, maar een ideëel of logisch. Het waardeconcept van Marx in zijn materialistische specificatie is niets meer dan de economische uitdrukking van het feit dat de sociale arbeidsproductiviteit de basis is van het economische bestaan. De waardewet is datgene dat uiteindelijk de economische processen bestuurt in een kapitalistische economische orde. De algemene inhoud van een dergelijke economische orde is dat de waarde van waren de specifieke historische vorm is waarin de productiviteit van de arbeid, welke uiteindelijk alle economische processen bestuurt, zijn bepalende effect krijgt." (Engels in Marx, Capital, volume 3, 1981, pp. 1031, 1032).

Engels' argumentatie komt er op neer dat onder kapitalistische verhoudingen arbeid omgevormd wordt tot loonarbeid, als gevolg van de arbeidswaardewet. Het ontstaan van klassen als maatschappelijk fenomeen van sociale stratificatie is in marxistische termen onlosmakelijk verbonden aan het politieke en economische productiesysteem van het kapitalisme, waarvoor de arbeidswaardeleer het centrale kenmerk is.

Antwoord op de vraag van Marx wat een klasse tot klasse maakt, is, denk ik, het economische en politieke systeem van het kapitalisme waarvan de arbeidswaardeleer de kern vormt. Er is in deze analyse dus een directe relatie tussen het bestaan en de ontwikkeling van klassen en de arbeidswaardeleer. Het onderscheidende vermogen van klassen in het kapitalisme is dus niet de sociale stratificatie, maar het instrumentarium dat de arbeidswaardeleer laat functioneren, dat het kapitaal in zet in het productieproces van waren. Het kapitalisme is veruit het meest dominante economische wereldsysteem, het ontwikkelt zich echter verder en krijgt verschillende verschijningsvormen, zoals het monopoliekapitalisme en tegenwoordig het netwerkkapitalisme. Een te beantwoorden vraag is: hoe zijn de klassenverhoudingen in de netwerksamenleving?